De luidsprekercombinaties AD5032 en AD5034 nader
bekeken |
door René Rijzewijk |
Begin jaren vijftig besluit Philips zich te storten op de hifi markt. Daartoe brengt het bedrijf een aantal combinaties op de markt, bestaande uit versterkers, platenspelers en enkele luidsprekercombinaties. In 1954 komt men met de AD5002, een luidsprekercombinatie van 14 ohm. Deze is bedoeld voor de eerste hifi versterker van Philips, de AG9000. Dit is een compacte geïntegreerde versterker.
In 1957 stapt Philips (voorlopig) over op OTL installaties en komt de AG9006 en de set AG9004 / AG9007 op de markt. Deze set bestaat uit een aparte voorversterker met de bedieningsorganen, en een eindversterker. De AG9006 is de OTL (Output TransformerLess) opvolger van de AG9000 en heeft uiterlijk dezelfde compacte vorm. Het principe van OTL wordt elders op onze site verklaard.
Voor deze versterkers zijn uiteraard speciale luidsprekercombinaties nodig die eveneens door Philips ontwikkeld
zijn. Deze combinaties bestaan uit drie luidsprekers: een hoekkast voor de basweergave en twee kleine kasten (satellieten) voor de midden- en hoge tonen.
Met luidsprekers wordt hier de gehele kast bedoeld, met "speakers"
de conus plus de aandrijving. De AD5034 van 800 ohm werd over het algemeen geadviseerd bij de AG9004/AG9007. Maar in de gebruiksaanwijzing van deze eindversterker worden zowel de AD5032 als de AD5034 als geschikte luidsprekers genoemd. De AG9007 heeft voldoende capaciteit om zich aan te passen. Zo is het geleverde vermogen maximaal 20 watt bij de 1200 ohm luidsprekerset en 40 watt bij een 800 ohm set. Gebruikt men twee sets van het type AD5034 dan wordt het vermogen maximaal 60 watt. Deze mogelijkheid was voor professionele doeleinden bedoeld, en voor grotere ruimtes, zoals danszalen. Men kan dan twee grote akoestische kasten voor de laagweergave in de hoeken plaatsen en vier "satellieten" voor het weergeven van de midden- en hoge tonen verspreid ophangen, zodat een gelijkmatige weergave van de muziek wordt verkregen.
Bij beide type luidsprekercombinaties worden alleen speakers gebruikt van het beroemde type 9710. Nog steeds wordt dit type in de hifi-wereld enorm gewaardeerd om zijn goede weergavekwaliteit. In de hier besproken luidsprekercombinaties gaat het om de types die "hoogohmig" genoemd worden: de 9710A (800 ohm), de 9710B (400 ohm), de 9710AM (800 ohm) en de 9710BM (400 ohm). De types A en B worden gebruikt voor de baskast en de types AM en BM voor de satellieten. De M staat in principe voor totale weergave (full range), deze speakers hebben een dubbele conus. In de grote conus zit dan een kleine conus voor de hogetonen weergave. In de baskast zijn de twee speakers in serie geschakeld en de beide satellieten met elk één speaker staan ook met elkaar in serie. De AD5034 bestaat uit twee 400 ohm speakers 9710B (in de baskast) en twee 9710BM speakers, in elke satelliet één.
Bij de AD5032 wordt een 9710A en een 9710B in de baskast gebruikt en in één satelliet een 9710AM en in de andere satelliet een 9710BM. Er wordt wel
beweerd dat hierbij de AM iets harder klinkt dan de BM. De één hoort het wel en de ander niet. Het verschil is in ieder geval
te verwaarlozen. Er waren maar zeer weinig mensen die zich een hifi installatie konden veroorloven, dit vanwege de prijs. Zo kostten de hier besproken luidsprekersets 895 gulden. Ter vergelijk: een zekere Jan Modaal verdiende in 1957 ongeveer 125-150 gulden per maand. Een complete hifi set van Philips kon oplopen tot het voor die tijd enorme bedrag van 2.500 gulden. Tegenwoordig zal men praten over een economische waarde van ongeveer 7.500 euro, maar de gevoelswaarde komt neer op zo’n 25.000 euro!
Wat is de functie en de opstelling van de hier besproken twee luidsprekersets? Het is belangrijk om te weten dat het systeem mono is. Stereo komt pas eind jaren vijftig in beeld en wordt algemeen gebruiksgoed in de loop van de jaren zestig. Het werd ook steeds beter betaalbaar zodat elk huishouden uiteindelijk wel een stereo set in huis kon halen. In de jaren vijftig was dat echter nog lang niet het geval. In de tweede helft van de jaren vijftig komen de berichten over stereo uit Amerika op gang, maar in Nederland moeten we het dan nog met mono doen.
Mono is een heel ander principe om een luisterruimte te vullen. Het uitgangspunt is anders dan bij stereo en beide systemen zijn eigenlijk niet goed met elkaar te vergelijken. Philips heeft met zijn mono systeem met twee satellieten en een baskast geprobeerd een weergave te bewerkstelligen die de ruimte zo gelijkmatig mogelijk vult. Hiervoor bedacht men de slogan "als in een concertzaal". En men zat er niet ver naast. In een concertzaal (zoals het Concertgebouw in Amsterdam) is het ook niet de bedoeling om het orkest in stereo te horen. Door de fraaie akoestiek is op elke plaats in de zaal het orkest compleet te horen. Of je nu in de zaal, op het balkon of zelfs achter het orkest zit. Oorspronkelijk was Het Concertgebouw overigens een soort café. Rond 1900 beval de dirigent Mengelberg van Het Concertgebouw Orkest (toen nog niet koninklijk) dat de stoelen in rijen gezet moesten worden. Uiteraard is er altijd wel een punt te vinden waar je staat of zit en waar je een in "stereo hoort", maar in principe is dat niet de bedoeling.
In de woonkamer probeerde Philips dit effect ook te bewerkstelligen. Omdat bij de basklanken de luisterrichting van minder belang is heeft men één hoekkast ontwikkeld die tot ongeveer 400Hz werkt. Dat is de frequentie waarmee het scheidingfilter werkt. De satellietluidsprekers (Philips noemde deze hogetonen luidsprekers) geven de rest weer tot zo’n 20.000 Hz. De Philips 9710 speakers behoren tot de beste die er toen waren en zijn nu nog populair onder hifi liefhebbers.
De bedoeling van de satellieten is om ze zodanig strategisch op te stellen dat er een homogene weergave in de kamer ontstaat. Echt advies daarvoor kon Philips niet geven omdat elke kamer akoestisch anders is. Er waren wel wat tips, maar het belangrijkste was om uitgebreid te experimenteren met de opstelling, tot er tevredenheid was. Daarbij werd ook stilgestaan bij de mogelijkheid van weerkaatsing van het geluid. Om die reden zijn de satellieten ook aan de achterzijde fraai met fineer afgewerkt, met dezelfde detaillering als voorkant.
De constructie van de satellieten is bijzonder en nauwkeurig. Het aardige is dat de kast zelf niets van doen heeft met de weergave van de luidspreker. Het is alleen een sierkastje.
De speaker zelf zit in een eigen akoestisch boxje dat conisch van vorm is. Om er bij te komen schuift men na het verwijderen van drie schroeven eerst een helft van de bodem van het kastje en de achterwand weg. Dan komt het stevig gemaakte akoestische boxje met daarin de speaker in beeld. Na de bedrading in het kroonsteentje te hebben losgemaakt kan de akoestische box met een schuine beweging uitgenomen worden. Interessant is dan om de speaker even los te maken en te bekijken hoe deze is ingebouwd. Met een hoeveelheid wol voor de demping van de geluidsgolven aan de achterzijde.
De baskast is op zich wel onderdeel van een akoestische box. Uiteraard heeft de grootte te maken met de benodigde demping van de geluidsgolven voor basweergave. Dit is door de fabrikant nauwkeurig berekend. Philips zag ook een gunstig effect bij plaatsing in een hoek van de kamer. Later zijn daar wel de nodige discussies over gevoerd of dit terecht was. Het is in ieder geval praktisch. Bij de latere stereo installaties is het plaatsen van twee luidsprekers volledig aanvaard en een vanzelfsprekendheid. In de jaren vijftig bestond die vanzelfsprekendheid nog niet. Men moest er toen nog erg aan wennen dat er losse luidsprekers in de kamer stonden, inclusief de benodigde bedrading. Om maar te zwijgen over de verschillende losse hifi componenten in een kast. Reken maar dat men in de jaren '50 veel weerstand kon verwachten van de vrouw des huizes bij het plaatsen van een complete hifi installatie!
Daar moest Philips in die tijd dan ook rekening mee houden. Zo zie je in brochures de luidsprekers vaak op onlogische plaatsen staan en de aanwezigheid van bedrading is meestal niet zichtbaar. Daarnaast is het ook nog eens zo dat de akoestiek van een kamer vaak voor verbetering vatbaar is. Hoewel het nu vaak beter gesteld is, met goede warmteisolatie en tochtwering. Dat laatste is goed om storend geluid buiten de kamer te houden. Maar de harde betonnen wanden van de modern ingerichte hedendaagse kamers zijn natuurlijk niet ideaal. In de jaren vijftig heeft men veelal zware (velours) gordijnen om de koude tijdens de winter buiten te houden. Men had immers nog enkel glas en geen tochtwering. De wanden achter het behang waren vaak van poreuzer steen en de plafonds vaak "zacht", bijvoorbeeld van stro met versteviging en als afwerking stucwerk. De vloeren waren meestal voorzien van zachte vloerbedekking. De nagalmtijd van deze kamers is dan ook beter dan de enigzins hol klinkende ruimtes van tegenwoordig.
Toch wordt de woonkamer in de jaren vijftig door experts (o.a. van de Vereniging de Muiderkring) niet als ideaal gezien. Voor een goede weergave moest men ook alles wat eigenlijk kon tikken en rammelen verwijderen uit de kamer, evenals de medebewoners met hun geklets en hun woongeluiden (zoals "geschuifel met de voeten"). Als de drie luidsprekers eenmaal waren opgesteld op de meest ideale manier kon men genieten van de weergave van de favoriete muziek. Daarvoor hoefde men dus niet op een specifieke plek in de kamer te zitten, zoals bij stereo weergave. Tegenwoordig is men in de hifi wereld er meestal wel van overtuigd
dat mono weergave totaal iets anders is dan stereo weergave en daarom ook het predicaat van een goede volwassen weergave
verdient. Niet alleen komen er steeds meer liefhebbers van vintage mono installaties, ook met moderne middelen is men met mono weergave bezig. De discussie
"wat is beter, mono of stereo" is dan ook meestal gevoelmatig,
en niet direct gebaseerd op rationele argumenten.
De satellieten zijn zo gemaakt dat ze goed en onopvallend integreren in de woonkamer. De afwerking is rondom fraai, evenals die van de baskast. De satellieten zijn niet groot en verrassend zwaar. De grote baskast weegt bijna 50 kilogram.
In de jaren vijftig kon de koper kiezen uit een afwerking in eiken of mahoniehout. Ook was er een keuze uit twee doeken. De één in grove visgraatmotief en de ander in het bekende door Philips veelgebruikte doek met grijze streep en gouddraad. Gezien de toenmalige hoge kosten bestaat het vermoeden dat de luidsprekers op bestelling gemaakt of samengesteld werden. Ook is het vrijwel zeker dat de installatie van de hifi set door de vakman gebeurde (de leverancier of Philips zelf), daar de bedrading professioneel aangesloten diende te worden. Zo moest de bedrading onder de baskast in het geopende scheidingsfilter vastgesoldeerd worden, nauwkeurig en op de juiste wijze. Om dit te laten zien worden hier ook enkele foto’s getoond van het scheidingsfilter. Om het wat gemakkelijker te maken hebben we zelf gebruik gemaakt van kroonstenen. De kroonstenen in de satellieten zijn origineel. Maar de box moest natuurlijk wel geopend worden en men moest er rekening mee houden dat de luidsprekers in fase aangesloten werden. De hele installatie van de luidsprekers is zonder enige aanwezigheid van stekkers en contrastekkers.
|